De Omgevingswet vraagt een andere manier van werken: nog meer integraal, meer afwegingsruimte voor bestuur en flexibiliteit in de aanpak (maatwerk), versnellen en vergemakkelijken van besluitvorming. De impact van de Omgevingswet is daarmee fors. Het raakt het bestuur, de hele ambtelijke organisatie én uiteindelijk ook de samenleving. Daarom is de gemeente zich, net zoals alle andere overheden, aan het voorbereiden op de invoering van de Omgevingswet. Vanuit de raad is er een speciale werkgroep in het leven geroepen die zich richt op de Omgevingswet. De implementatie wordt in de organisatie programmatisch opgepakt en verloopt via een kernteam met daaronder vier werkgroepen. Deze werkgroepen richten zich op 1) RO/MO/VTH (o.a. omgevingsvisie, -plan en -vergunningen), 2) participatie & communicatie, 3) anders werken (dienstverlening, organiseren en leren) en 4) Gegevensbeheer, ICT & financiën. De Omgevingswet biedt zowel procedureel als inhoudelijk ruimte voor lokale afwegingsruimte. In samenspraak met stakeholders uit de samenleving, de ambtelijke organisatie en een werkgroep uit de raad zijn in 2018 “leidende principes” ontwikkeld. Deze dienen als inspiratiebron voor de wijze waarop wij invulling willen geven aan de Omgevingswet. In 2020 is de stap naar uitvoering van de minimale acties voor inwerkingtreding van de Omgevingswet gezet. Aan de hand van plannen van aanpak zijn de eerste concrete resultaten zichtbaar.
De invoering van de Omgevingswet, die zou plaatsvinden op 1 januari 2021, is mede vanwege de coronacrisis uitgesteld naar 1 januari 2022.
Er doet zich een aantal risico’s voor:
- De regie ligt bij het ministerie. De invoering van de wet is al meerdere keren uitgesteld hetgeen de geloofwaardigheid en het besef van urgentie kan aantasten;
- Het DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet) wordt ontwikkeld door het programma Aan de slag met Omgevingswet en lokale systemen bij overheden. Het Rijk financiert de kosten voor de ontwikkeling van de landelijke voorziening DSO. Ook hier zijn we afhankelijk van beschikbaarheid en kwaliteit;
- De Koepels (Rijk, IPO, UVW en VNG) zijn overeengekomen dat elke overheid de eigen invoerings- en structurele kosten voor rekening neemt. De insteek was dat de invoeringskosten op termijn zouden kunnen worden terugverdiend door structurele baten. Hiervan blijkt echter geen sprake. De verwachting is dat de kosten voor invoering en exploitatie hoger zijn dan aanvankelijk gedacht. Ook omdat de wet al meerdere keren is uitgesteld en daarmee de invoeringskosten oplopen. De structurele baten zullen hier niet tegenop wegen. In samenspraak met andere gemeenten heeft de gemeente Noordoostpolder een motie bij de VNG ingediend waarbij de VNG is opgeroepen om de gemeente te consulteren over de financiële effecten van de Omgevingswet en om het uitgangspunt te bevestigen dat de overgang naar de Omgevingswet voor gemeenten op middellange termijn budgetneutraal moet kunnen verlopen. Enerzijds om deze zorg kenbaar te maken maar zeker ook om de VNG op te dragen hierover met het Rijk in gesprek te gaan en te verzoeken om extra middelen beschikbaar te stellen. De motie is nagenoeg unaniem aangenomen. De komende periode houden we ontwikkelingen hierover goed in de gaten.
- De veranderpotentie van de organisatie en de medewerkers. Hieraan zal zowel vanuit het programma “Noordoostpolder de Ruimte” als de organisatie zelf veel aandacht worden besteed;
- Draagvlak bij bestuur en samenleving. Ook dit is een belangrijk punt in het kader van het programma en de organisatie. Zowel voor wat betreft de implementatie van de Omgevingswet zelf als de pilots die in dat verband worden uitgevoerd;
- In de periode kort voor de invoering is naar verwachting veel tijdelijk personeel nodig om de reguliere werkzaamheden te kunnen uitvoeren in een periode van intensieve voorbereiding en scholing van de zittende medewerkers. Omdat dit ook voor andere gemeenten geldt, kan zich hier een knelpunt voor doen. We zullen hier tijdig op moeten inspelen.
- De Wet Kwaliteitsborging, die naar verwachting ook op 1 januari 2022 wordt ingevoerd, kan leiden tot een stapeling van risico’s in zowel organisatorische, personele als financiële zin. De consequenties van de Wet Kwaliteitsborging worden in samenhang met die van de Omgevingswet bekeken, zodat we hierop tijdig kunnen inspelen.